Doorgaan naar hoofdcontent

Theologie van het Lichaam 11

Boek 'De Theologie van het Lichaam' tegen en achtergrond van waslijn en wasknijpers.

Vandaag kijken we naar de woorden van de echtelijke belofte. Zij zijn het teken van het sacrament van het huwelijk. We lezen het Hooglied en het boek Tobit. Daar leren we weer iets meer over de taal van het lichaam en het huwelijk.


Deel I
Woord
Deel II
Sacrament
H1
Begin         
H1
Verbond
H2
Hart          
H2
Teken
H3
Verrijzenis
H3
Wet 

De werkelijkheid van het teken

Het (kerkelijk) huwelijk is een sacrament dat man en vrouw elkaar toedienen, de aanwezigen zijn getuigen.
(Naam), ik wil je man zijn,
(Naam), ik wil je vrouw zijn,
en ik beloof je trouw te blijven
in goede en kwade dagen,
in armoede en rijkdom,
in ziekte en gezondheid.
Ik wil je liefhebben en waarderen,
al de dagen van mijn leven.
Deze woorden zijn een sacramenteel teken. Een teken dat pas werkelijkheid wordt als het huwelijk volledig is voltrokken, als de echtgenoten 'één vlees' worden.

In sociaal-juridische termen uitgedrukt, is er een duidelijk omschreven huwelijkscontract afgesloten. Dit heeft ook een sociale betekenis, het gezin werd vroeger de hoeksteen van de samenleving genoemd. Maar vanuit de theologie gezien is de sleutel van het huwelijk 'de werkelijkheid van het teken waardoor het huwelijk is gevestigd op basis van het verbond van de mens met God in Christus en in de Kerk'. Met zijn oorsprong in het mysterie van de schepping, ontleent het zijn nieuwe oorsprong aan het mysterie van de verlossing. (p. 512)

In de profeten wordt het Verbond op veel plaatsen in de Bijbel vergeleken met het huwelijk. Naast de objectieve 'taal van het lichaam', gaven ze haar ook een subjectieve betekenis. Eentje waarin het lichaam zelf spreekt. Het spreekt door middel van mannelijkheid of vrouwelijkheid. Het spreekt ofwel de taal van trouw en liefde, ofwel de taal van ontrouw en overspel. Moreel goed en kwaad worden hier duidelijk tegenover elkaar gesteld. (p. 514-5)

De diepste woorden van de geest, liefde, gave en trouw, kunnen niet volledig worden uitgedrukt zonder de taal van het lichaam. Dit geldt niet alleen voor het huwelijk maar ook voor het celibaat.

Volgens de profetische teksten spreekt het menselijk lichaam een 'taal ' waarvan het niet zelf de auteur is. De auteur is de mens die, als man en vrouw, bruidegom en bruid, op de juiste manier de betekenis van deze 'taal' herleest. Een herlezing 'in waarheid' is de noodzakelijke voorwaarde om deze waarheid te verkondigen. Op deze manier nemen ze deel aan de profetische zending die de Kerk van Christus heeft ontvangen. 'Profeet' is hij die in menselijke woorden de waarheid spreekt die van God komt. (p. 516)

Tegen de achtergrond van de woorden van de huwelijksbelofte, staat de 'taal van het lichaam', waaraan God een 'begin' heeft gegeven door de mens als man en vrouw te scheppen. Een taal die door Christus is vernieuwd. Deze taal draagt in zich de rijkdom en diepte van het mysterie, eerst van de schepping en dan van de verlossing.

De mens die de 'taal van het lichaam' niet in waarheid spreekt, is de mens van begeerte. Maar de mens is nooit uitsluitend een mens van begeerte. Uit de analyse van de Bergrede weten we dat het menselijk 'hart' niet zozeer door Christus wordt 'beschuldigd en veroordeeld' vanwege de begeerte, maar bovenal 'geroepen'. Er blijft altijd de mogelijkheid om van 'fout' naar 'waarheid' te gaan, en de mogelijkheid tot bekering van zonde naar zuiverheid.

Het Hooglied

Het Hooglied is door de eeuwen heen op verschillende manieren geïnterpreteerd. De afgelopen eeuw is de interpretatie sterker geworden, die spreekt over een gedicht dat de menselijke liefde bezingt. Er kan een ruimere uitleg aan gegeven worden, maar de interpretatie van menselijke liefde kan nooit vervangen worden door een andere.

Als we kijken naar Genesis 2, waarin God de vrouw schept uit een rib van de man, dan staat daar in enkele woorden, wat in het Hooglied tot een volledige dialoog, of liever gezegd een duet, ontwikkeld is. De eerste woorden die de man spreekt bij het zien van de vrouw, drukken verwondering uit, bewondering, fascinatie.

Zowel de vrouwelijkheid van de bruid als de mannelijkheid van de bruidegom spreken zonder woorden. Deze woordeloze taal vormt een bron van inspiratie voor de woorden, uitgedrukt in poëtische metaforen. (p. 530)

Als we kijken naar de aanspreektitels die gebruikt worden (Hooglied 4,9-10), dan komen we zuster tegen, en bruid.
De uitdrukking 'zuster' spreekt over de éénheid in de mensheid en tegelijk over de vrouwelijke diversiteit.
Het begrip 'zuster' drukt een openheid uit voor de ander, voor de naaste. Het doet de man begrepen worden als 'broer'.

De vrouw zegt: 'Was u maar mijn broeder' (Hooglied 8,10) Man en vrouw voelen zich nabij als broer en zus. Dat maakt dat ze zich veilig voelen om elkaar nabij te zijn en daar uitdrukking aan te geven.

Een gesloten hof


In Hooglied 4,12 zegt de bruidegom:
Een gesloten hof ben je, mijn zuster, mijn bruid,
een gesloten hof, een verzegelde bron.  
Hij verwijst naar het mysterie van de vrouw. Voor de man is zij meester van haar eigen mysterie, als een 'gesloten hof' en een 'verzegelde bron'.
De 'taal van het lichaam', in waarheid herlezen, gaat gepaard met de ontdekking van de innerlijke onschendbaarheid van de persoon. 
In het licht van deze liefdeswoorden, die 'sterk als de dood' zijn, vinden we de afsluiting en de bekroning van alles wat in het Hooglied begint met de metafoor van de 'gesloten hof' en de 'verzegelde bron'. Op het ogenblik dat de bruid van het Hooglied, zuster-bruid, ongerept in haar diepste ervaring van de man-bruidegom, meester van het intieme mysterie van haar eigen vrouwelijkheid vraagt: 'Draag mij als een zegel op uw hart' (Hooglied 8,6), sluit zich heel de delicate structuur van de sponsale liefde om zo te zeggen in haar eigen innerlijke interpersoonlijke kring.

Het boek Tobit

In het boek Tobit zien we het gebruik van het woord 'zuster' terug, als de vader van Sara zich tot Tobias richt: 'vanaf nu ben je haar broer, en zij is je zuster' (Tobit 7,11). Tussen de nieuw gehuwden moet zich blijkbaar een wederzijdse verhouding ontwikkelen die vergelijkbaar is aan die van broer en zus.

Sara was al eerder 'als echtgenote gegeven aan zeven mannen' (Tobit 6,14). Deze stierven allen, nog voordat zij omgang met haar hadden. Ook Tobias had reden om deze dood te vrezen. Zijn liefde moest vanaf het allereerste moment meteen al de beproeving van leven en dood ondergaan. Hij werd daarin gesterkt door het advies van zijn reisgezel Rafael om met haar te bidden, 'voordat hij met haar één wordt'.

Gezegend zijt Gij, God van onze vaderen
en gezegend is uw naam voor alle generaties!
Mogen de hemelen en alle schepselen U prijzen
door de eeuwen heen.
Gij hebt Adam gemaakt en Eva, zijn vrouw,
om hem tot hulp en stut te zijn.
Uit hen is heel het menselijk geslacht voortgekomen.
Gij hebt gezegd: Het is niet goed dat de mens alleen is;
laten we een hulp voor hem maken gelijk aan hem.
Welnu, Heer, het is niet uit wellust dat ik deze zuster van mij hier tot me neem,
maar met een juiste intentie.
Betoon mij en haar uw barmhartigheid
en laat ons samen oud worden.
En ze zeiden samen: 'Amen, Amen!' (Tobit 8,5-8) 

De taal van het gebed van Tobit is heel anders dan de taal van het Hooglied. Het is niet zozeer vanuit emotie geschreven, maar 'veeleer door de diepte en de ernst van de waarheid van het bestaan zelf.' De echtgenoten in het Hooglied verklaren elkaar de liefde met vurige woorden, terwijl de pasgehuwden in Tobit God vragen te kunnen antwoorden op de liefde. Beide aspecten horen bij het sacrament van het huwelijk.



Terug naar Theologie van het Lichaam 10