'Wat voor mij de weg vóóruit is, dat vinden veel mensen de weg achteruit.'
Elk jaar in de grote vakantie kwam er een Bijbeltent in ons dorp. Daar kon je dan een week lang komen om te knutselen en naar Bijbelverhalen te luisteren. En te zingen:
Blij, blij mijn hartje is zo blij
Blij, blij mijn hartje is zo blij
Want Jezus is een vriend van mij
Daarom is mijn kleine hartje altijd blijThuis vertelde ik enthousiast over mijn belevenissen in de tent, en mijn ouders glimlachten minzaam.
In mijn omgeving werd niet vaak over geloof gepraat. Maar ik had er wel veel vragen over. Mijn vader werd dan al snel geïrriteerd en zei, 'dat heb je al gevraagd'. Mijn moeder geloofde dat we 'allemaal een stukje van God zijn'. Er-bestaat-wel-iets-maar-niet-zo'n-strenge-God, die-niet-buiten-je-is-maar-in-je, die alles goed vindt wat je doet. Maar niet één die regels geeft.
Als mijn oma weleens bij ons logeerde, dan ging ze op zondag naar de kerk. Wij gingen nooit mee. Ze was meestal al weg als wij wakker werden. Ik dacht dat de kerk wel iets voor oudere mensen was zoals mijn oma maar dat jonge mensen gewoon niet meer gingen.
Ik heb naar God gezocht, herinner me dat ik soms urenlang lag te bidden in de tijd dat
ik nog een buitenboordbeugel had en toch niet lekker lag in bed. Dat moet de tweede klas middelbare school
geweest zijn. Daarna heb ik het ergens opgegeven. Bidden. God. Kerk.
Na de middelbare school ben ik een jaar naar een kibbutz in Israël geweest. Het was vooral het werken en leven in een gemeenschap wat me aantrok. Er waren grote cultuurverschillen met Nederland. De grootste was wel de inzet die jonge mensen hadden om in het leger te gaan: iedereen moet daar het leger in, mannen drie jaar, vrouwen twee. In Nederland wilde niemand het leger in (in mijn omgeving althans, vlak voor de afschaffing van de dienstplicht).
Een tweede groot verschil was het geloof: niemand had géén geloof, je was Joods, Moslim of Christen. En de geloven woonden doorgaans apart, bijvoorbeeld in joodse kibbutzim, Arabische dorpen en christelijke nederzettingen.
Naar Bekeringsverhaal II.