Vanavond hebben wij de film ‘Life of Pi’ bekeken. Mooie
plaatjes. Maar het eind vond ik wel wat vreemd. Geloven wordt voorgesteld als een
keus, die het leven aangenamer maakt. BUD begreep het niet. Ik vertelde hem over een stap in mijn eigen weg naar geloof. Ik wilde wel geloven
maar mijn verstand was niet overtuigd. Ik gebruikte hierbij het volgende model, dat
in de personeelspsychologie gebruikt wordt bij het selecteren van een geschikte
kandidaat. Er zijn vier mogelijkheden met twee variabelen, het bestaan van God en mijn geloof. Ik heb controle over één variabele, mijn geloof.
1 God bestaat
Ik geloof
|
2 God bestaat
Ik geloof niet
|
3 God bestaat niet
Ik geloof
|
4 God bestaat niet
Ik geloof niet
|
Als ik ervoor kies te geloven dan kan het zijn dat God inderdaad
bestaat, kwadrant 1: Dat is heel fijn. Als ik wel geloof maar God bestaat niet, dan zit ik in kwadrant 3: 'dat is een beetje dom’ vulde BUD in. Precies. Dan sta je voor gek.
Dit vond ik zelf een tamelijk beangstigende uitkomst. Maar, omdat God in dit geval niet
bestaat, en wij allemaal over een eeuw dood zijn, en niemand dan meer weet wat ik
geloofde, is dat niet zo erg. Kwadrant 2: ik kies ervoor niet te geloven terwijl God wel bestaat. Dit brengt me in het gebied van het vagevuur of de hel. Vroeger werd dat (onder andere volgens mijn moeder) gebruikt om mensen
over te halen te geloven. In kwadrant 4 geloof ik niet en bestaat God niet. Ik sta dan niet voor
gek, hoef niet bang te zijn voor de hel maar mis wel de vreugde van kwadrant 1.
Elk kwadrant geven we een waarde. Kwadrant 1 leverde een +
op, alle anderen een ±. Zo heb ik
indertijd mijzelf overtuigd het er op te wagen wat betreft geloof. BUD vond het een
interessante gedachtengang!